De VvOB heeft een goed contact met de sectorraden en trekt samen met hen op. Er is veelvuldig contact, vertelt VvOB-voorzitter Herbert Griffioen. “We hebben geconstateerd dat we veel gemeenschappelijk hebben. Met name op het gebied van professionalisering. We overwegen om een collectieve professionaliseringsagenda te maken.”
Herbert Griffioen verwijst eveneens naar de collegiale bestuurlijke visitatietrajecten die nu op gang komen en waarin zowel de VO-Raad als de PO-Raad actief is geweest. De VvOB is in die samenwerking ‘echt de club van bestuurders in het onderwijs’, zo vertelt hij. De VvOB heeft sowieso een vliegende start gemaakt. “We hebben veel uitnodigingen ontvangen om ons voor te komen stellen of om vanuit de nieuwe hoedanigheid bij te praten. We worden gezien als serieuze gesprekspartner.”
Nationaal Programma Onderwijs
Dat een sterke vertegenwoordiging voor onderwijsbestuurders nodig is ziet hij bevestigd in de gang van zaken rondom het Nationaal Programma Onderwijs na corona (NPO). “Onderwijsbestuur is een professie. Hoe serieus worden wij genomen door onze minister in het NPO?” Als onderwijsbestuurder binnen de G5 heeft Herbert Griffioen al een stevig tegengeluid laten horen, vertelt hij. “Als we niet oppassen worden we buiten de regie geplaatst. In het nieuwe toezichtkader word je als bestuur aangesproken op kwaliteit, terwijl we met de NPO-gelden niet volledig de regie hebben. Die zorg en opvatting hebben we gedeeld met VO-Raad.”
De VvOB ondersteunt hiermee ook de inbreng van de sectorraden in hun gesprekken met de minister. De sectorraden beogen de rol van de besturen in de vorming en uitvoering van deze plannen op het niveau van hun scholen te verstevigen. “De VvOB vertolkt daarmee dringende geluiden van haar leden, die wel de mogelijkheden willen benutten ten behoeve van hun leerlingen, maar in de brief van de minister voorgestelde NPO-route als eenzijdig en te veel sturend ervaren.”