Een bestuurder van de inhoud, die graag ‘heerlijk mag bomen over onderwijs’. Dat is Joke Snippe, lid van het College van Bestuur van Stichting Christelijk Onderwijs Haaglanden (SCOH). “Ik vind het iedere dag weer een voorrecht om een bijdrage te mogen leveren aan de ontwikkeling van kinderen.”
Wat zijn jouw drijfveren als onderwijsbestuurder?
“Alle kinderen verdienen de mogelijkheid om zich te ontwikkelen en daar wil ik me iedere dag voor inzetten. Ik heb jarenlang en met veel plezier als bestuurder in het hbo gewerkt, maar ben bewust naar het primair onderwijs overgestapt. Je kunt in het hoger onderwijs ontzettend veel betekenen en goede dingen doen. Toch blijft het maar een deel van de samenleving die je bereikt. Het primair onderwijs, daar ligt de basis. Die eerste jaren in de schoolcarrière van kinderen zijn zo fundamenteel. Daarom vind ik het ook zo mooi dat we binnen SCOH peuterscholen hebben en ons inzetten voor de doorgaande leerlijn van peuter tot puber. Ik vind het een voorrecht om iedere dag bezig te zijn met die goede basis voor kinderen.”
“In ons geval speelt die cruciale fase in een kinderleven zich ook nog eens af binnen een grootstedelijke context. In Den Haag, en ook in de andere grote steden, lijken de uitdagingen in het onderwijs vaak nog net iets heftiger en urgenter. Dat maakt het voor mij extra interessant om juist hier het verschil te maken.”
Wat voor bestuurder ben je?
“Voor mij ligt de nadruk van mijn rol echt op de inhoud, op het onderwijs. Ik ben geen spreadsheetbestuurder. Een tijdje geleden stelde ik mezelf de vraag: zou ik ook bestuurder van een krokettenfabriek kunnen zijn? Het antwoord is nee. Dat trekt mij niet. Ik moet met mensen, met kinderen, met onderwijs bezig zijn.”
“Zelf was ik een eerste-generatiestudent. Ik kom uit een grote familie, waarvan ik de eerste was die ging studeren. Mijn ouders hebben mij ingeprent: dit is niet vanzelfsprekend, dus maak er het beste van. Doorleren was een voorrecht. Mijn ouders waren slim genoeg, maar hebben nooit de kans gehad. Daar heb ik ook een soort zelfrelativering aan overgehouden, denk ik. Jezelf niet groter maken dan je bent. Ik ben allergisch voor pompeus gedrag.”
Hoe houd je die focus op de onderwijsinhoud?
“Door je veel te bewegen binnen de organisatie, binnen de scholen. Met mensen op school praten, luisteren naar leerlingen, ouders, collega’s. Ik probeer vaak schoolbezoeken aan het begin van de dag te plannen, zodat ik er op de fiets naartoe kan en dan door kan naar ‘het huis’, zoals we bij SCOH ons bestuurskantoor noemen. Het is soms een gepuzzel, maar die bezoeken leveren altijd iets op. Gesprekken met een leerlingenraad vind ik ook altijd waardevol. Leerlingen komen soms met verrassende en bruikbare observaties. Laatst vertelde een leerling me dat het opviel dat ‘de juffen en meesters zo hard moeten werken’. Scherp opgemerkt natuurlijk. Dan is het aan mij om te kijken wat daar verder achter zit en hoe we daar eventueel iets mee moeten.”
Hoe blijf jij jezelf ontwikkelen?
“Als onderwijsprofessional voel ik de verplichting om zelf te blijven leren. Anders ben je toch een slager die geen vlees eet. Binnenkort begin ik aan de leergang ‘Deugdzaam bestuur en toezicht’. Die gaat over leiderschap en moraliteit. Op grond waarvan maak je afwegingen: zijn dat vooral feitelijk kaders of zit er ook een deel moraal in?”
“Verder vind ik het belangrijk om op gezette tijden mijn gedachten te scherpen in dialoog met anderen. Het is fijn als je inhoud krijgt aangereikt om daar vervolgens zelf op te kauwen. Daarom ga ik graag naar congressen, studiedagen of sessies bij andere organisaties.”
“Ik ben een echte lezer, van zowel fictie als non-fictie. Romans leren me veel, bijvoorbeeld die van Ian McEwan. Ik vind hem een groot denker, heel knap hoe hij je aan de hand van één hoofdpersoon mee kan nemen de geschiedenis in. Je voelt je onderdeel van een historische ontwikkeling. Op het gebied van non-fictie heb ik laatst een interessant boek van Maxim Februari gelezen, ‘Doe zelf normaal’, dat onder andere gaat over kunstmatige intelligentie en de invloed daarvan op onze samenleving. Neem een moderne auto die zelf de snelheid voor je beperkt. Heel handig, maar daarmee ontneemt hij je de mogelijkheid om daar zelf over na te denken. Technologie kan ons ontslaan van de plicht om zelf een morele afweging te maken.”