• darkblurbg
  • darkblurbg
  • darkblurbg

Karin van Oort van Stichting Carmelcollege: zo blijf ik professioneel

Gepubliceerd op: 03-02-2023

“Over je eigen schaduw heen springen, met elkaar bekijken wat het beste is voor de leerlingen. Dat is volgens mij wat je als goede bestuurder doet.” Karin van Oort, voorzitter van het College van Bestuur van Stichting Carmelcollege, is zich bewust van haar maatschappelijke opdracht als bestuurder. Haar brede blik helpt haar om een kokervisie te voorkomen.

Van bestuurders bestaat soms het beeld van vergadertypes die hun kantoor niet uitkomen. Hoe zorg jij dat je voeling houdt met de praktijk?
“Ik kom bij al onze 12 onderwijsinstellingen minimaal twee keer per jaar over de vloer, om gesprekken te voeren en lessen bij te wonen. Onlangs was ik op het Antoniuscollege in Gouda, waar ik een les maatschappijleer van 5 vwo meemaakte. Het ging over de Amerikaanse politiek, de leerlingen voerden een debat waarbij er één Joe Biden speelde en een ander Donald Trump. Prachtig om te zien hoe sterk de argumenten waren die ze naar voren brachten, hoe overtuigend ze zich in hun rol verplaatsten. Echt een verrijkende les, met een actieve betrokkenheid van alle leerlingen. Inspirerend om te zien.”


Wat voor bestuurder ben jij?
“Als onderwijsbestuurder voel ik de maatschappelijke opdracht die we met elkaar hebben. We zijn samen verantwoordelijk voor het onderwijs in Nederland. Dat betekent dat we verder moeten kijken dan de belangen van onze eigen besturen en onze eigen scholen.”

“Zo hebben we in de regio Almelo gekeken naar de manier waarop we het vmbo-onderwijs zo goed mogelijk vorm konden geven. We hadden te maken met een afname van het aantal leerlingen op alle vmbo-scholen in de regio. Dan kijk je met elkaar: wat is het beste voor de leerlingen? Dat is niet per se het beste voor iedere school afzonderlijk. In dit geval was de uitkomst: we gaan naar een samenwerking in één gebouw waar alle leerlingen van de regio terecht kunnen voor goed vmbo-onderwijs.”

Op welke manier zorg je dat jezelf blijft ontwikkelen?
 “Daar heb ik verschillende manieren voor. Allereerst heb ik mijn netwerk van bestuurders, waarmee ik van tijd tot tijd thematische bijeenkomsten heb. We doen daarin ook aan intervisie. Het is verfrissend om elkaars ervaringen en uitdagingen te bespreken, om je daarin in te leven.”

“Daarnaast helpt een brede maatschappelijke betrokkenheid ook om je te blijven ontwikkelen. Ik vind het interessant om over de grenzen van het onderwijs heen te kijken, zodat ik geen verkokerde blik krijg. Zo zit ik bijvoorbeeld in de Raad van Toezicht van de Pieterskerk in Leiden. Maar ook binnen het onderwijs houd ik graag een brede blik. Ik ben actief voor de VO-raad, zit in de adviesraad van het CITO en in de klankbordgroep van Verus, de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs.”

En meer formele manieren van leren, zoals een training of opleiding volgen, kom je daar nog aan toe?
“Zeker. Niet zo lang geleden heb ik een opleiding gevolgd in Denemarken: ‘Creative Leadership in Uncertain Times’. Ook in het onderwijs merk je dat er veel verandert op het gebied van besturen en leiding geven. Het traditionele beeld van bestuur en wat dan ‘tegenkracht’ heet, wankelt. Een bestuurder die iets bedenkt en dan de rest van de organisatie mee moet krijgen, zo werkt het niet meer. De kunst is om eigenaarschap in de school omhoog te halen. Laten we met elkaar tot ideeën komen, ieders denkkracht inzetten. Zo borg je beleid ook veel beter in je organisatie.”

Zie je die manier van denken ook in de praktijk terug?
“Ja, onlangs nog in een bijeenkomst over ons personeelsbeleid. Dan kun je van bovenaf zeggen: dit zegt de CAO, zo zit het. Maar je kunt mensen ook meenemen. Dat hebben wij gedaan. Dan heb je een ander verhaal: dit zijn de kaders, waar zien jullie mogelijkheden?  Zo kun je met elkaar, op de inhoud, tot goede oplossingen komen.”

“Ook met leerlingen kun je dat soms zo doen. Onderdeel van de nieuwe koers van onze stichting is ook om leerlingen meer te betrekken bij de keuzes die we maken. We hebben meet-ups gehad met leerlingen, verdeeld over het land, in totaal 450 leerlingen. Die hebben we gevraagd: wat gaat er goed, wat kan er beter? Waar moeten we nú mee stoppen? Het is de eerste stap in het proces, we gaan natuurlijk niet 1-op-1 doorvoeren wat de leerlingen opperen. Maar ik vond het prachtig om te zien hoe serieus en kritisch de leerlingen waren. Ook naar zichzelf, bijvoorbeeld in hun vermogen om 50 minuten achter elkaar je aandacht bij de les te houden.”

“Dat zijn bruikbare inzichten, van een generatie die toch in een heel ander tijdsgewricht opgroeit dan mijn generatie. In deze tijd is bijvoorbeeld de afleiding veel meer in het klaslokaal aanwezig. Om die leerlingen te kunnen blijven inspireren, moeten we naar hun verhaal luisteren.”