Hij is een optimistisch ingesteld mens, stelt René Tromp voorop. Daarom kleurt hij het vak van onderwijsbestuurder graag positief in, en zet hij zich als bestuurslid in voor de VvOB. Want dat er vanuit politiek Den Haag af en toe met argusogen naar de beroepsgroep wordt gekeken is onterecht, vindt René.
Doen ze wel de goede dingen met het onderwijsgeld? Zijn ze wel gericht op het kind of de leerling? Daar is regelmatig argwaan over in Den Haag, merkt René. “Terwijl wij bestuurders net als leerkrachten en directeuren óók het kind op ons netvlies hebben. We willen hen, de leerkrachten en de schooldirecties, ondersteunen. Zodat kinderen goed onderwijs krijgen.”
René Tromp is net van baan gewisseld. Van LEV-WN, een schoolbestuur met 26 christelijke basisscholen door heel westelijk Nederland naar SCOH, een christelijk schoolbestuur in Den Haag met 21 peuterscholen, 32 basisscholen, 3 scholen met speciaal basisonderwijs, 1 school met (voortgezet) speciaal onderwijs en 1 school met praktijkonderwijs. Hij houdt van zijn vak. Zoals hij ook van zijn eerdere onderwijsfuncties hield. Dezelfde passie had hij als leerkracht lichamelijke opvoeding, als ‘gewone’ meester en als schooldirecteur.
Het vak van schoolbestuurder is niet eenvoudig, vindt René. “Je moet je bewijzen. Iedereen weet wat een leerkracht toevoegt, en dat is van een schooldirecteur ook nog wel duidelijk. Maar een bestuurder? Daarnaast moet je goed kunnen samenwerken met de Raad van Toezicht, waar ook een vergrootglas op ligt. Het is een dynamisch speelveld.”
De VvOB biedt bestuurders ondersteuning bij hun positionering. René draagt daar als bestuurslid graag aan bij. “De PO-Raad en VO-Raad zijn er voor het bestuur. De VvOB is er voor de bestuurder. Die laatste invalshoek past meer bij mij. Ik ben mensgericht. De VvOB is een jonge club. We doen het allemaal naast onze hoofdfunctie. Ik krijg er spirit en enthousiasme van.”
Hoe kunnen we transparant zijn, hoe kunnen we de professionaliteit en kwaliteit vergroten? Aan welke competenties en voorwaarden moet je voldoen om je vak goed te kunnen uitoefenen? Dat zijn vragen die elke bestuurder zich moet stellen, zegt René. “Het is heel goed dat de VvOB dat proces stimuleert en ondersteunt. Waar zit onze kracht, waar zitten onze zwaktes: die gesprekken moet je voeren, ook met de toezichthouder. Dat is belangrijk en daar is echt nog een slag in te maken. We doen het allemaal in het belang van het kind. Zij moeten een goede plek in de samenleving krijgen en zij moeten zich optimaal kunnen ontplooien. Daarvoor is het onderwijs opgericht.”
Voor René hoeft de VvOB niet uit te groeien tot een grote organisatie. “Lekker low level blijven. Lean and mean. Goed nadenken welke activiteiten we willen ontplooien en dan om ons heen kijken met wie we daarvoor kunnen samenwerken. En vooral het plezier in het vak hoog houden.”